woensdag 13 juli 2011

2.3 Gebruik van episkopous, presbyterioun, en diakonous

Laten we dan nu kijken naar hoe Clemens spreekt over bisschoppen, presbyters en diakenen. Daarvoor zijn twee vragen relevant. Gebruikt Clemens het woord presbyterous als synoniem van bischoppen of als iets anders? En als het anders is, wat dan wel?

Diakonous
Ter volledigheid het woord διακόνους komt alleen voor in 42.4. Daarnaast is er de al eerder opgemerkte verwijzing naar διακονίαι als Clemens spreekt over de Levieten (40.5). Aangezien het woord hier enkel verder gebruikt wordt voor diakenen en levieten, versterkt dit wel het argument dat Clemens een verband legt tussen de diakenen en levieten. Wij kunnen alleen concluderen dat diakenen ook daadwerkelijk aanwezig waren in elke gemeente. Stel je voor dat hij het niet had genoemd, dan hadden de geleerde mannen daar ook nog aan getwijfeld.

Episcopous (42:4-5 en 44:1-4)
In 42:4-5 wordt episcopous gebruikt om aan te geven dat apostelen in de plaatselijke gemeente opzieners en diakenen hebben aangesteld, die het rechtmatige gezag hebben ontvangen van de apostelen, die hun gezag hebben ontvangen van Christus die zijn gezag ontving van God.
So, the apostles, preaching both in the country and in the towns, they appointed their first fruits, when they had tested them by the Spirit, to be bishops and deacons for the future believers.
In 44:1-4 wordt episcopen twee keer gebruikt:
Our apostles likewise knew, through our Lord Jesus Christ, that there would be strife over the bishop’s office. For this reason therefore they appointed the leaders already mentioned. (…) For it will be no small sin for us if we depose from the bishop’s office those who have offered the gifts blamelessly and in holiness (of zij die de gaven van de bisschop hebben geofferd).
Het gaat om de ‘onomatos tes episkopes’ en de ‘dora tes episkopes’; oftewel de naam van de bisschop en de gaven van de bisschop. In beide gevallen is het dus het enkelvoud. De vraag dient zich dan natuurlijk op of er sprake is van een enkele bisschop in de gemeente. Hier hangt mee samen wat wordt bedoeld met de ‘naam’ van de bisschop.

Een vergelijking met 43.2. ligt hier voor de hand. Daar gaat het om de heerlijke naam van het priesterschap. Sommigen zien dit dus als een verwijzing naar het ambt of de waardigheid van de bisschop. Het is Mozes die daar ‘het Priesterschap’ beslist doordat de Staf van Aaron (als hoofd van de stam Levi) bloeit. Zo hebben de Apostelen (het anti-type van Mozes) de strijd om het Opzienerschap besloten door de voorgenoemde personen (bedoeld zijn de personen in 42:4-5) aan te wijzen. Maar net als er in het OT-Type een leider was van het ene Priesterschap, de hogepriester Aaron, lijkt het te suggereren dat dit eveneens het geval is bij het Opzienerschap (het christelijke Priesterschap). Zeker gezien de reeds ingezette lijn in paragraaf 40-41 (daarover zie hierboven).

Presbyterous (1:3, 21:6, 44:5, 47:6, 54:2)
In 1:3 en waarschijnlijk ook 21:6 komt de term voor binnen een sociaal/maatschappelijke context en lijkt het bedoeld in de zin van ouderen.

In 44:5 wordt ‘presbyters’ voor het eerst gebruikt en gaat het over vroegere presbyters van de gemeente te korinthe.
Blessed are the presbyters who, having gone on before, have had a fruitful and perfect departure, for they are not concerned that someone might depose them from their appointed seating place (τόπου).
Het is opvallend dat het ambt van de presbyterous hier wordt gekoppeld aan het Griekse woord τόπου. Dat is namelijk hetzelfde woord dat eerder (40.5) werd gebruikt om de positie van de priesters in het OT-type aan te geven.

In 47:6 verwijst het naar de huidige presbyters van Korinthe, en luidt:
It is shameful, dearly beloved, yes, utterly shameful and unworthy of your conduct in Christ, that it should be reported that the very steadfast and ancient Church of the Corinthians, for the sake of one or two persons, maketh sedition against its presbyters.
Dit was de kern van het probleem. De gemeente was in opstand gekomen tegen zijn presbyters. Wie die twee personen zijn is niet gelijk duidelijk.

In 54:2 verwijst het eveneens naar de personen van presbyters:
Who therefore is noble among you? Who is compassionate? Who is fulfilled with love? 2Let him say; If by reason of me there be faction and strife and divisions, I retire, I depart, whither ye will, and I do that which is ordered by the people: only let the flock of Christ be at peace with its duly appointed (καθεσταμένων) presbyters.
Tussenconclusie: een abstract episcopaat
Wat kunnen wij hier nu van zeggen.
  1. Allereerst merk ik op dat Clemens het woord ‘episcopous’ nergens toepast op de huidige en vroegere presbyters van Korinthe als personen. Wanneer hij spreekt over de gezaghebbende personen in Korinthe spreekt hij altijd over de presbyters.
  2. Ten tweede valt op dat ‘episcopen’ vooral in abstracte zin wordt gebruikt. De eerste keer is het het aanstellen van episcopen en diakenen door de apostelen; deze passage vertoont veel gelijkenis met het passage uit 32.2, waar wordt gesproken over de priesters en levieten als gave aan Jakob. Toen concludeerden wij al dat dit ook betrekking had op de gemeente als erfgenaam van de gaven aan Jakob in Christus. Dit lijkt een indicatie dat het noemen van episcopen niet betekent dat er geen sprake is van een onderscheid binnen de episcopen. Uit de passage over Jakob zouden wij ook niet opmaken dat Clemens twijfelde aan het bestaan van een hogepriesterschap. De desbetreffende passage kan dan zo begrepen worden dat de apostelen het episcopaat (of christelijke priesterschap) en diaconaat hebben aangesteld onder de gemeenten.
  3. De tweede tekst is ook abstract. Het gaat om de ‘onomatos tes episkopes’ en de ‘dora tes episkopes’; oftewel de naam van de bisschop en de gaven van de bisschop. In beide gevallen is het dus het enkelvoud. De vraag dient zich dan natuurlijk op of er sprake is van een enkele bisschop in de gemeente. Hier hangt mee samen wat wordt bedoeld met de ‘naam’ van de bisschop. Een vergelijking met 43.2. ligt hier voor de hand. Daar gaat het om de heerlijke naam. Sommigen zien dit dus als een verwijzing naar het ambt of de waardigheid van de bisschop. De nadruk ligt hierdoor op de eenheid van het opzienerschap en niet of er meerdere gelijkwaardige opzieners waren.

Dat betekent volgens mij dat Clemens op zijn minst een theoretisch onderscheid maakt tussen het Opzienerschap en de individuele presbyters. Het Opzienerschap wordt gebruikt als algemene benaming van het christelijke priesterschap, waarin alle presbyters delen.

1Clemens 44.4-6: Van Episcopen naar Presbyterous
Dit specifieke gebruik van ‘episcopen’ wordt nog duidelijker wanneer wij kijken naar het gehele stukje waarin de omschakeling plaatsvind van ‘episkopen’ naar ‘presbyterous’. Waarom gebruikt Clemens immers opeens presbyters en niet bisschoppen, als het toch hetzelfde is?
44.4. For our sin will not be small if those (presbyters) who have been blamelessly and in a holy manner presenting the gifts of the ‘episcopen’ are thrown out. (44.5) Blessed are the presbyters who, having gone on before, have had a fruitful and perfect departure, for they are not concerned that someone might depose them from their appointed seating place. (44.6)
Hier maakt hij een onderscheid tussen het Opzienersschap (of christelijke priesterschap in de plaatselijke gemeente) en de presbyters die de gaven van het christelijke priesterschap offeren. De “gaven van de Episcopen offeren”, lijkt een liturgische verwijzing te zijn naar de Eucharistie, de christelijke Eredienst.

Hieruit blijkt te meer dat Clemens een verband legt tussen het ene Priesterschap van het OT en het ene christelijke Opzienerschap. Net als da het ene Priesterschap van het OT de Eredienst offerde, zo hebben ook de apostelen 1 Opzienerschap (ev.) aangesteld in de plaatselijke gemeente om de gaven (Eucharistie) te offeren. De Presbyters (mv.) die zijn aangesteld om dit te doen hebben een specifieke bevoegdheid ontvangen daartoe van de apostelen en delen zo in dat ene Opzienerschap. Dit wordt versterkt door de visie van Clemens dat er in het OT alleen sprake was van priesters en levieten, als de instellingen. Het onderscheid tussen de hogepriester en de andere priesters is niet van aard, maar alleen in graad. Daaruit blijkt dat Clemens geen essentieel onderscheid maakt tussen de hogepriester en de priesters in de plaatselijke gemeente, oftewel tussen de bisschop en de presbyters.

Conclusie
Clemens is dus een klein stapje verwijderd van de logische gevolgtrekking uitdrukkelijk te verklaren dat de eenheid van het Opzienerschap in de plaatselijke gemeente ook zichtbaar wordt gemaakt door 1 persoon te hebben die verantwoordelijk is en zorg draagt voor de eenheid van het Opzicht, vergelijkbaar met het Hogepriesterschap onder het OT en van de Heer zelf en de Celebrant bij de Eucharistie. Het is waar, hij noemt het niet specifiek, maar misschien was het gewoon niet nodig of had het nog geen duidelijk onderscheidende naam ontvangen zoals in het oosten (zie hieronder). Maar dat Clemens bekend was met één ongedeeld Opzienerschap in de plaatselijke gemeente waar meerdere personen (presbyters) in deelden, maar die onder leiding stond van 1 persoon lijkt mij redelijk waarschijnlijk. Vooral wanneer men dit naast het gegeven legt dat er 1 celebrant was als hogepriester.

Geen opmerkingen: