maandag 11 juli 2011

1.3 Datering en auteurschap

Over de datering valt het een en ander te zeggen, hoewel een formele datumaanduiding in de brief ontbreekt. De brief spreekt over ‘verdrukking’ waardoor het schrijven van de brief zou zijn vertraagd (zie 1:1 en 7:1); daarbij wordt vaak aan de vervolgingen onder keizer Domitianus (81-96 na Chr.) of Nerva (96-98 na Chr.) gedacht, maar de taal die daarbij wordt gebruikt is stereotiep en hoeft niet op concrete politieke verdrukking te wijzen.[1]

Uit de brief blijkt dat de verdrukkingen onder Nero al hebben plaatsgevonden (zie hfdst. 5 en 6) en dat enkele leiders die door de apostelen zijn aangesteld nog in leven zijn (44:3-5), dus is een datering tussen 70 en 100 na Chr. redelijk.

De traditie noemt Clemens, een kerkleider tegen het eind van de eerste eeuw in Rome, als schrijver van deze brief; er is geen reden om daaraan te twijfelen. Wie was deze Clemens? Als de Clemens die als schrijver wordt genoemd de bisschop van Rome was, moeten we de brief tussen 92 en 101 na Chr. dateren, want in die jaren zou hij de kerk in Rome hebben geleid. Maar als hij een sekretaris van de kerk was, kan hij de brief ook in zijn voor-bisschoppelijke tijd hebben geschreven.

Deze Clemens heeft Petrus en Paulus in ieder geval nog gekend, en was dus een man die met gezag kon spreken in de kerk van Rome.

Dionysius, bisschop van Korinthe rond 170 na Chr., schrijft in een brief aan de de Romeinse bisschop Soter, dat de brief van Rome aan Korinthe van de hand van Clemens is, zonder dat hij zegt wie dat is.[2]

Irenaeus, die tegen het eind van de tweede eeuw leefde, schrijft dat de schrijver van de brief Clemens is, de bisschop van Rome van 92-101 na Chr. [3] De kerkhistoricus Eusebius bevestigt dit. [4]

Clemens van Alexandria (eind tweede eeuw) citeert uit de brief en noemt de schrijver de 'apostel Clemens'. [5]

Michael M. Holmes acht het discutabel dat Clemens de ‘derde bisschop’ van Rome was, omdat volgens hem het eenhoofdige episcopaat ten tijde van Clemens nog niet zou zijn ontwikkeld. Dit commentaar zegt niks over de vraag of de persoon die later door Irenaeus wellicht ten onrechte en anachronistisch de 'derde bisschop' wordt genoemt, niet toch de persoon is waarop Irenaeus duidt. Holmes acht dit mogelijk en suggereert dat Clemens te midden van het meerhoofdig leiderschap wellicht de belangrijkste was. [6]

Als de schrijver dezelfde Clemens is die wordt genoemd in de Pastor van Hermas (8:3), dan was hij misschien aanvankelijk secretaris van de kerk in Rome, die dan later de bisschop van Rome werd. Of dit zo is, ligt dan weer aan de datering van de Pastor, want als we die in de tweede eeuw dateren, klopt deze constructie niet. We hebben hier met een netelig probleem te doen. De Pastor lijkt te moeten worden gedateerd rond het begin van de tweede eeuw. Was er in Rome een leider die Clemens heette, maar was nog geen sprake van het episkopaat, en was Clemens secretaris van een groep presbyters?

A. Cleveland Coxe zegt dat hij aanvankelijk een mede-presbyter was in Rome met Linus en Cletus, maar dat die wellicht onder Nero omkwamen, en dat Clemens zodoende als enige leider overbleef. Dat was niet vreemd, omdat Clemens toch al veel respect genoot als metgezel van de apostelen. Cleveland Coxe zegt voorts dat Clemens waarschijnlijk een heiden en Romein was. Hij verwijst dat naar de brief van Paulus aan de Philipppenzen waar een Clemens wordt genoemd. (Phil. 4:3).[7]

Cleveland Coxe legt dit verband met deze Clemens in de Philippenzenbrief in navolging van Origines; die suggereert dat het gaat om dezelfde persoon. Of Origines hier meer aanleiding voor had dan dat het om dezelfde, overigens veel voorkomende, naam gaat, is onbekend. [8]

Veel informatie over Clemens van Rome kan worden gevonden in de Rooms-Katholieke encyclopedie New Advent, zie HIER.

Ook over de datering van de brief kan meer worden gevonden op New Advent. Interessant dat daar ook wordt verwezen naar de optiek van de huidige paus op de datering van de brief! Die denkt eerder aan het jaar 70 AD. Zie HIER.

Ik wil hier de argumenten voor een vroege datering geven van Clayton N. Jefford. De man is uiterst bescheiden, maar ik vind de punten die hij aanvoert voor een datering van zelfs voor het jaar 70, wel sterk.[9]

De beste argumenten voor een vroege datering zijn de volgende:
1. Zelfs als [de latere bisschop] Clemens de schrijver was, kan je uit de opmerking dat hij de secretaris van de gemeente was, opmaken dat hij bij het schrijven van deze brief nog geen bisschop was.
2. De manier waarop in de hoofdstukken 40 en 41 over de tempeldienst wordt gesproken, wekt de indruk dat de tempel nog overeind staat en dat de liturgie nog wordt uitgevoerd.
3. Een argument met de tempeldienst als voorbeeld zou in het meer anti-Joodse klimaat in de kerk tegen het eind van de eerste eeuw, contraproductief zijn geweest.
4. De problemen die de gemeente in Rome had, genoemd in 1:1, hoeven niet op verdrukkingen door het keizerrijk te slaan
5. Dat van Petrus en Paulus in hoofdstuk 5 wordt gezegd dat ze 'tot onze generatie' behoren, zou kunnen betekenen dat het over het recente verleden gaat.
6. De schrijver gebruikt de motieven van de lijdende knecht uit Jesaja 53 en Psalm 22 in ook in de evangelien worden gebruikt, maar de schrijver citeert die evangelien niet.
7. Het eenhoofdig bisschoppelijk systeem waar Ignatius duidelijk over spreekt aan het begin van de tweede eeuw, is in Rome nog niet ingevoerd.

Dus constateert Jefford dat hij het voorlopig maar houdt op een datering na de dood van Petrus en Paulus maar voor de val van Jeruzalem in het jaar 70.

Voetnoten:

[1] Michael M. Holmes (editor and translator), The Apostolic Fathers; Greek Texts and English Translations (Grand Rapids, 1992, 2007), p. 36.
[2] Clayton N. Jefford, The Apostolic Fathers and the New Testament (Peabocy, 2006), p. 17.
[3] Jack N. Sparks (ed), The Apostolic Fathers (Nashville, 1978), pp. 15-16.
[4] Eusebius, Church History, 4.23.11.
[5] Jefford, pp. 17-18.
[6] Holmes, pp. 34-35.
[7] A. Cleveland Coxe, 'Introductory Note to the First Epistle of Clement to the Corinthians', in The Apostolic Fathers with Justin Martyr and Irenaeus, The AnteNicene Fathers Vol. I (Grand Rapids, 1987), p. 1.
[8] Holmes, p. 35.
[9] Jefford, pp. 18-19.

Geen opmerkingen: