Daarbij heeft de brief een voortdurend lopende gedachtelijn, die weinig systematisch wordt afgebakend. Tekstuele aanwijzingen voor het begin van een nieuw gedeelte zijn er maar weinig. De moderne lezer zou dus zeer terugschrikken van de brief en met enige tegenzin er door ploegen (zo blijkt ook uit kritiek door theologen).
Het zorgt ervoor dat de brief enigszins ontoegankelijk wordt voor de geïnteresseerde lezer. Zo zegt Chadwick (Justification 285): “Clement is assumed to have been an industrious and well-meaning, but rather stupid fellow, who stuffed his long letter with a mass of rambling and irrelevant matter”. Het is jammer dat de brief zo ontoegankelijk wordt gevonden, want zij biedt een rijkdom aan geestelijke gedachten geeft vanuit een van de meest belangrijke christelijke centra van de vroege kerk. Een duidelijke indeling is echter wel noodzakelijk voor een goed begrip van de gedachtegang en dus voor de uitleg van de brief.
Beschikbare indelingen
De meeste vertalingen geven alleen tussenkopjes bij de hoofdstukken, waarbij men soms meerdere hoofdstukken samenvoegt onder een tussenkopje, zo doet bijvoorbeeld Holmes. Een dergelijke structurering geeft natuurlijk geen beeld van de gedachtelijn van de schrijver en werkt eerder misleidend. De gedachtegang wordt immers ernstig beinvloed door de willekeurig bijgevoegde tussenkopjes.
Een huidige manier om de brief in te delen is in 2 delen. Hoofdstuk 1-39 gaan dan over de meer abstracte dingen over het christelijk geloof en vanaf hoofdstuk 40 worden deze dan toegepast op het specifieke conflict in Korinthe. Zo Graham en Grant en ook Horatio Lona.
Als voorbeeld volgt hier Graham & Grant:
I. DE SITUATIE (1:1-3:4)
A. aanleiding voor de brief (1:1)
B. de vroegere gouden eeuw in Korinthe (1:2-2:8)
C. de zorgwekkende huidige situatie (3:1-4)
II. DE AARD VAN HET CHRISTENLEVEN (4:1-39:9)
A. De slechts gevolgen van jaloezie (4:1-6:4)
B. De noodzaak van bekering (7:1-8:5)
C. Deugden: gehoorzaamheid, vroomheid, geloof, gastvrijheid (9:1-12:8)
D. Belangrijkste deugd: nederigheid (13:1-19:1)
E. Gods ordening en vrede (19:2-20:12)
F. Morele verantwoordelijkheid jegens God (21:1-22:8)
G. De Heer komt om te oordelen en te heersen (23:1-28:4)
H. Heiligheid en zijn plichten (29:1-30:8)
I. De weg van de zegeningen (31:1-36:6)
J. Conclusie (37:1-39:9)
III OPLOSSING VAN HET PROBLEEM IN KORINTHE (40:1-61:3)
A. De goddelijke oorsprong van de ordening in de kerk (40:1-44:6)
B. Tegenstand van de slechten (45:1-46:9)
C. Noodzaak van liefde (47:1-50:7)
D. Praktische conclusies over gehoorzaamheid (51:1-58:2)
E. Eerbiedig liturgisch slot (59:1-61:3)
IV KERKEN IN ROME EN KORINTHE (62:1-65:2)
En Horatio Lona:
Deel 1
2. De romeinse Gemeente en het probleem in Korinthe (1.1)
3. Lof van de gemeente te Korinthe (1.2-2.8)
4. De wending (3.1-4)
5. De gevolgen van Jaloersheid en nijd (4.1-6.4)
5.1. Bijbelse voorbeelden (4)
5.2. Het voorbeeld van Petrus en Paulus (5)
5.3. Andere voorbeelden (6)
6. Vermaning tot boete (7.1-8.5)
6.1. Oproep tot bezinning (7.1-4)
6.2. Voorbeelden uit het verleden (7.5-8.1)
6.3. Gods woord over boete (8.2-5)
7. De gehoorzaamheid van Gods wil (9.1-19.3)
7.1. Oproep tot gehoorzaamheid (9.1)
7.2. Voorbeelden van gehoorzaamheid (9.2-10.7)
7.3. Voorbeelden van gastvrijheid (11-12)
7.4. De Nederigheid
7.4.1. Oproep en reden (13-15)
7.4.1.1. Ootmoed als gehoorzaamheid aan Gods woord (13)
7.4.1.2. Toepassing op het conflict in Korinthe (14-15)
7.4.2. Het voorbeeld van Christus (16)
7.4.3. Andere voorbeelden (17)
7.5. Slot en overgang (19)
8. De Macht van God in de schepping (20.1-26.3)
8.1. De macht van God in de orde van de schepping (20)
8.2. De nabijheid van de schepper en haar gevolgen (21-22)
8.3. Gods handleen en menselijk twijfelen (23)
8.4. De macht van God en de zekerheid van de opstanding (24-26)
8.4.1. De opstanding van Jezus en het getuigenis van de Natuur (24)
8.4.2. Het voorbeeld van de Phoenix (25)
8.4.3. Het schriftbewijs (26)
9. Het antwoord van de mens op Gods almacht en trouw (27 -36)
9.1 Gods trouw en almacht (27)
9.2. Gods altegenwoordigheid (28)
9.3. Het antwoord op Gods verkiezing (29-30)
9.4. De weg tot zegen en rechtvaardiging door geloof (31-32)
9.5. De noodzaak van werken (33-34)
9.6. De gaven van God en de voorwaarden voor het ontvangen (35)
9.7. Jezus Christus als weg van het heil (36)
10. Conclusie en overgang (37-39)
10.1. Het beeld van het leger en van het lichaam (37)
10.2. Toepassing van het beeld op de gemeente (38)
10.3. Het contrast (39)
Deel 2
11. De verhandeling over de gebeurtenissen in de gemeente in Korinthe (40.1-45.8)
11.1. De door God gewilde orde in de gemeente (40.1-41.4.)
11.2. De orde van de christelijke gemeente als vervulling van Gods wil (42.1-5)
11.3. De instelling van de ambtsdragers en de strijd om het ambt (43)
11.4. De toepassing op het conflict in Korinthe (44)
11.5. Afsluiting, als bevestiging van het oordeel door de geschiedenis (45)
12. Vermaningen met als achtergrond het conflict in Korinthe (46.1-50.7)
12.1. De betekenis van de voorbeelden en de vraag van de splitsing (46)
12.2. Paulus over de partijschappen (47)
12.3. Oproep tot omkeer (48)
12.4. De Lof en betekenis van de Agape (49-50)
13. De weg tot oplossing van het conflict (51.1-58.2)
13.1. Oproep tot boete (51)
13.2. De vergevingsgezindheid van God (52)
13.3. Mozes voorbede en opofferingsgezindheid (53)
13.4. De raad aan de opstandelingen op te geven (54)
13.5. Bekrachtiging van de raad door voorbeelden uit de geschiedenis (55
13.6. Vermaning tot aannemen van tucht (56-58)
14. Overgang en slotgebed (59-61)
15. Slotdeel (62.1-65.2)
Waardering
Op het eerste oog zien deze indelingen er wel aardig uit, maar er is wel wat op af te dingen. Allereerst is het eerste deel helemaal niet zo abstract als de indeling doet vermoeden; de thematiek heeft voortdurend betrekking op het hoofdonderwerp en regelmatig vind er een praktische toepassing plaats (14.1; 21.5; 36.6, 39). Een titel als ‘het Christenleven’ (Graham en Grant) voldoet ook niet om dit te beschrijven omdat het juist om de orde van God gaat. Ten tweede is het gedeelte van 40-44 net zo algemeen en abstract als het eerdere gedeelte, alleen dan specifiek over de inrichting van de ambten en liturgie.
De eenheid tussen het gedeelte vanaf 34.5 en 40-45 is ook thematisch gegeven. Vanaf 34.5 gaat het steeds meer over de Kerk als eenheid en heeft de liturgie een belangrijke rol, vanaf 40 wordt dat specifiek gemaakt. Daarbij komt dat waar het eerste deel spreekt over gaven, de meest ultieme gave, de liefde, pas aan het eind aanbod komt.
Ook in dit gedeelte over de liefde wordt arbitrair opgedeeld wanneer Lona de Liefde (49-50) onder hoofdstuk 12 plaatst en loskoppelt van de oplossing van het conflict. Juist in de paragrafen die volgen op par. 50 wordt de liefde expliciet gemaakt. De gedachtelijn van de brief komt verder ook niet duidelijk naar voren. Overigens leggen zowel Horatio Lona als Graham niet uit waarom zij voor deze zeer strikte indeling in twee delen kiezen. Een veel geleidelijkere indeling van de brief zou veelmeer recht doen aan de geleidelijke gedachtegang van Clemens dat langzaam een hoogtepunt bereikt.
Wat dan wel? Een andere benadering
Allereerst is het belangrijk om voor ogen te houden dat alle thema’s die in 1Clemens aan de orde komen betrekking hebben op een duidelijk doel: het herstel van de harmonie van de orde van de gemeente (Zo ook Horatio Lona, p. 24); daarbij spreekt hij zowel over persoonlijke deugden als over de organisatie structuur.
Dit moet wel, want de schrijver legt bijzondere waarde op het feit dat het heil alleen verkregen wordt door in de harmonie van de gemeenschap Gods wil voor de gemeenschap te doen. Dit vraagt een persoonlijke houding, maar ook een gezamenlijke eenheid. Deze gezamenlijke eenheid komt natuurlijk het meest naar voren in de gezamenlijke eredienst van de gemeente.De eredienst is daarom een voortdurend terugkerend motief en is steeds aanwezig.
De brief begint in elk geval redelijk duidelijk. Na een beschrijving van de roem van de gemeente (1-2), beschrijft de schrijver de val van de gemeente door de Zelos (3-6). Daarna volgt een oproep tot bekering, die alleen door gehoorzaamheid en nederigheid volbracht kan worden (7-18).. Centraal staat de oproep tot bekering in 7.1-3: “Let us abandon empty and futile thoughts, and let us conform to the glorious rule of our tradition, and note what is good and what is pleasing and what is acceptable in the sight of the one who made us.”
Deze bekering wordt uitgewerkt in par. 7-19. De Bekering (7-8) is alleen mogelijk door geloof en gehoorzaamheid (9-12) door nederigheid (13-18). Deze drie woorden (geloof, gehoorzaamheid en nederigheid) staan in de hele brief centraal als de reactie van de mens op de openbaring van Gods wil of raadsbesluit. In dit eerste hoofddeel na de inleiding worden dus de kerndeugden aangegeven die nodig zijn om Gods wil te volbrengen.
Daarna wordt het allemaal wat onduidelijker. In hoofdstuk 19 begint duidelijk een nieuw central deel: “Seeing, then, that we have a share in many great and glorious deeds (geloof, gehoorzaamheid en nederigheid), let us hasten on to the goal of peace, which has been handed down to us from the beginning, and let us fix our eyes upon the Father and Maker of the whole world, and hold fast to his magnificent and excellent gifts and benefits of peace.”
Hier gaat de schrijver dus over van de daden beschreven in par. 9-18, naar het doel van de vrede. Dit kan alleen worden bereikt door onze ogen te richten op Gods plan en Zijn gaven vast te houden. Het onderwerp van behandeling is in het tweede hoofddeel dus duidelijk de orde en structuur. Hoofdstuk 20, over de Schepping, vormt daarvan het plechtige begin, als een soort weergave van het geheel. Het is hier dus niet de almacht in de schepping die er toe doet (zoals Lona het introduceert), maar het feit dat God alles ordent door gaven. De gaventhematiek wordt dus ook hier geïntroduceerd en niet pas later.
Het verdere gedeelte is niet makkelijk in te schatten. Horatio Lona meent dat het hier gaat om de Macht van God in de Schepping (20-26) en het antwoord van de mens op Gods trouw en almacht (27-36). Op zich is Gods wil of raadsbesluit en het conformeren daaraan door de mens inderdaad het hoofdthema van het gedeelte. Maar hierbij moet aangemerkt worden dat de Macht van God in de Schepping helemaal geen thema op zichzelf is.
De schrijver gebruikt voortdurend beelden uit de schepping of natuurlijke orde (zo ook in par. 37), maar daaruit kan deze conclusie niet getrokken worden. Bovendien verdwijnt het eschatologische karakter van de passage 23-28 volledig. Hier ligt de indeling van Graham eerder voor de hand namelijk dat 21-22 de morele verantwoordelijkheid van de mens introduceert zich te conformeren aan het Plan van God. Deze verantwoordelijkheid wordt versterkt door het eschatologische vooruitzicht van opstanding (23-26) en oordeel (27-28).
In paragraaf 29 wordt vervolgens de positie van de Kerk in Gods orde geïntroduceerd en de gaven die daarbij horen. Daarmee wordt dus gebroken met de waarschuwing tot persoonlijke verantwoordelijkheid en een nieuw thema begonnen. wat dat betekent voor ons gedrag (30). Dan gaat men over tot de weg van zegen om Gods gaven te ontvangen binnen dit getal. Hierbij zijn twee delen van belang: 1. Geloof en werken (31-34.4) en 2. het horen bij de getal van de gemeenschap in Christus (34.5-38). 38.3. Vormt vervolgens een plechtig slot en oproep tot dankzegging (Eucharistie). Paragraaf 39 vormt een zijgedachte over hen die zich verheffen, een praktische toepassing dus op de opstandigen in Korinthe)
De oproep tot dankzegging leidt de schrijver tot het spreken over de verordeningen voor de Eredienst en de ambten, die de dankzegging moeten brengen (41.1). Het is vreemd dat geen auteur deze duidelijke overeenkomst opmerkt. Zeker in de liturgische context waarbinnen deze vanaf paragraaf 34.5 wordt geplaatst is dat niet zonder betekenis. De vraag wie de dienst mag brengen, leidt de auteur tot de ambtsdragers aangesteld door apostelen, die in dit geval zijn afgezet (42-44). En daarmee is de Orde binnen de Kerk compleet. Zijn conclusie is dan ook dat we ons moeten voegen bij hen die rechtmatige eredienst offeren (45).
Door zo de loop van gedachten die in par. 19/20 was ingezet tot een hoogtepunt te brengen, is hij ondertussen gekomen bij het eigenlijke conflict in Korinthe, de opstand tegen de presbyters en het ontstane schisma. Het leidt tot het laatste thema van de brief, het oplossen van het ontstane schisma. Dit derde hoofddeel wordt zwaar ingezet in par. 46.5 door de ernst van het Schisma voor heel de kerk te benadrukken (46-47) en op te roepen het Schisma te beëindigen (48) door God te smeken ons te herstellen tot de broederliefde.
De indeling in deze delen moet echter niet zo strikt worden opgevat dat de gedachten niet doorlopen. De overgang blijft vloeiend, maar er is wel een duidelijke gedachteontwikkeling. Het geheel zorgt alleen maar voor meer bewondering voor de complexiteit en de samenstelling van de brief, voor de diepgaande thematiek die binnen het kader van het hoofdthema naar voren wordt gebracht. Hieronder volgt een overzicht van de indeling.
I. De toestand van de Gemeente Korinthe en de oorzaak van het Schisma (1-6)
I.1 De tekenen van een gezonde kerk in Korinthe (1-2)
I.2. Het schisma in Korinthe ontstaan door ambitieuze jaloezie (Zelos) (3-6)
I.2.1. De val van Korinthe ontstaan door de Zelos (3)
I.2.2. 7 keer Zelos als oorzaak in het Oude Testament
I.2.3. 7 keer Zelos als oorzaak in de huidige tijd (5-6.2)
II. We moeten terugkeren naar de heilige regel van de traditie door bekering door gehoorzaamheid en gastvrijheid door nederigheid (7-18)
II.1. Bekering is noodzakelijk (7-8)
II.1.1. Terugkeren naar de heilige regel van de traditie (Gods ordening) (7.1-3)
II.1.2. Bekering de door God gegeven weg die mogelijk is gemaakt door Christus Bloed (7.4)
II.1.3. Voorbeelden uit de generaties (7.5-8.1)
II.1.4. Gods inzetting van de Bekering (8.2-5)
II.2. Daarvoor is Geloof en Gehoorzaamheid (Trouw) en Gastvrijheid vereist (9-12)
II.2.1. De roepstem tot bekering moeten we gehoorzamen (9.1)
II.2.2. Een aantal OT-typen als voorbeeld nemen van redding en zegen door gehoorzaamheid (gastvrijheid) en geloof: Henoch (9.3), Noach (9.4), Abraham (10), Lot (11), Rachab (12)
II.3. Gehoorzaamheid aan Gods wil (de Bekering) is alleen mogelijk door de Nederigheid (13-18)
II.3.1. Oefen nederigheid (13)
II.3.2. We moeten ons afkeren van hen die door Zelos gedreven zijn, maar het oefenen van ‘vrede’ in de praktijk vraagt wel dat we vriendelijk tegen ze blijven (14-15)
II.3.3. Het voorbeeld van Christus, zoals beschreven in Isa. 53:1-12; en Ps. 22:6-8. (16)
II.3.4. Het voorbeeld van OT-personen: Profeten (17.1), Abraham (17.2), Job (17.3-4), Mozes (17.5-6), David in zijn Psalm 51:1-17 (18)
II.3.5. Concluderende oproep (19.1)
III. Het doel van de vrede wordt bewaard door Gods plan en gaven vast te houden (19-46.4)
III.1. Intro: Het doel van de vrede door de gaven van God (19-20)
III.1.1. Het doel van de vrede door Gods wil en gaven vast te houden
III.1.2. ‘Vrede and ‘Harmonie’ door Gods orde in de hele schepping (20.1-10)
III.1.3. Zo ook in Christus (21.11-12)
III.2. De mens heeft een eigen verantwoordelijkheid zich te voegen bij Gods orde in het licht van de belofte en het oordeel van God (21-28)
III.2.1. Zijn gaven brengen verantwoordelijkheid naar Zijn plan te leven, want God ziet al onze eigen plannen. (21-22)
III.2.1.1. Het niet leven naar deze geopenbaarde orde zorgt ervoor dat Zijn gaven een oordeel worden voor ons. (21.1-4)
III.2.1.2. Dit vraagt van ieder persoonlijk een juiste houding (21.5-10)
III.2.1.3. Het geloof dat in Christus is, bevestigt dit (21)
III.2.2. Wij mogen niet dubbelhartig zijn en het valse idee hebben dat het niet uitmaakt wat wij doen, want Gods beloften en Gods oordeel staan vast. (23-28)
III.2.2.1. Niet dubbelhartig zijn en denken dat het niet uitmaakt wat wij met Zijn gaven en orde doen, want Zijn Wil zal uitgevoerd worden (23)
III.2.2.2. De belofte van de opstanding is zeker (24-26)
III.2.2.3. Zijn oordeel kunnen wij ook niet ontvluchten (27-28)
III.3. De Kerk als gemeenschap in Christus ontvangt Gods gaven
III.3.1. De positie van de Kerk als zijn heilig erfdeel (29-30)
III.3.1.1. De Verkiezing van de Kerk als Zijn heilig erfdeel (29)
III.3.1.2. Daarom de 7 slechten werken verlaten en ons voegen bij de heiligen en sieren met een ootmoedige heilige wandel om Gods zegen te ontvangen (30)
III.3.2. De weg van zegen om Gods gaven te ontvangen I: geloof en werken
III.3.2.1. OT-beeld van de weg van zegen om gaven te ontvangen (31.1-32.2)
III.3.2.2. De toepassing: geloof in Gods ordening, maar niet zonder werken om ons daaraan te conformeren (32.3-34.4)
III.3.3. De weg van zegen om Gods gaven te ontvangen II: als gemeenschap in Christus (34.5.-35.12)
III.3.3.1. Wij moeten horen bij de gemeenschap der heiligen om Gods gaven te ontvangen door in harmonie tot Hem te roepen en Zijn weg te zoeken (34.5-35.4)
III.3.3.2. Christus als Hogepriester is zelf de weg, maar zijn vijanden weerstaan Zijn wil (36.1-5)
III.3.3.3. Door ons te houden aan de organisatie van het lichaam in Christus wordt het hele lichaam gered (37-38.5)
III.3.4. Conclusie: aangezien wij zoveel hebben behoren wij hem te danken (eucharistie),(zijgedachte: maar het huis van hen die zich verheffen zal vergaan) (38.3-39.9)
III.4. Gods Orde in de Kerk onder apostelen in dienst en ambten
III.4.1. Zo moeten wij de liturgische instructies (bij de Eucharistie) over ‘wie’ en ‘waar’precies volgen, anders volgt een oordeel (40-41)
III.4.2. Zo moeten wij ons houden aan de door God ingestelde orde van dienaren (42-44)
III.4.2.1. God heeft Christus gezonden, en Christus de apostelen, en de apostelen hebben overal episcopous en diakonous aangesteld (42)
III.4.2.2. De apostelen hebben zo de strijd om het Priesterschap beslist (43.1-42.2)
III.4.2.3. Het afzetten van deze dienaren is daarom niet toelaatbaar (44.3-6)
III.4.3. Conclusie en overgang: Het afzetten van hen die de Eredienst offeren is altijd slecht daarom moeten wij ons voegen bij Gods heiligen (45.1-46.4)
IV. Het Schisma in Korinthe hersteld door Liefde en Tucht (46.5-61.3)
IV.1. Het schandaal en gevaar van het Schisma in Korinthe moet beëindigd worden (46.5-48)
IV.1.1. Het gevaar en de ernst van de opstand en schisma (46.5-47.7)
IV.1.2. We moeten dit eindigen en God smeken ons te herstellen tot de broederliefde (philadelphia), want dit is de weg van heiligheid zonder verwarring (48)
IV.2. De Liefde (agape) is de enige weg tot herstel omdat het leidt tot verootmoediging, zelfopoffering en voorbede (49-56.1)
IV.2.1. De uitnemendheid der liefde (49)
IV.2.2. Volmaaktheid door Gods geboden te houden in de harmonie van de liefde leidt tot vergeving (50)
IV.2.3. Daarom moeten wij en de leiders van de opstand ons verootmoedigen en niet ons hart verharden (51-52)
IV.2.4. Voorbede en opoffering in liefde voor de eenheid van het volk is de weg voorwaarts(53-56.1)
IV.3. Het aannemen van tucht is noodzakelijk (56.2-59.2)
IV.3.1. De tucht verenigt ons weer met Gods wil (56.2-16)
IV.3.2. Zij die de opstand zijn begonnen moeten zich dus onderwerpen de presbyters en de tucht die leidt tot bekering, anders staan zij buiten het getal en onder het oordeel (57)
IV.4. Conclusie en gebed:
IV.4.1. Laten we dus zijn Naam gehoorzamen dan zullen we onder het getal zijn, maar de ongehoorzamen zijn in gevaar, wij bidden alleen dat het getal compleet blijft (58-59.2)
IV.4.2. Het plechtige slotgebed (59.3-61)
IV.4.2.1. Aanroeping (59.3)
IV.4.2.2. Voor allen in nood (59.4)
IV.4.2.3. Voor de kerk (60)
IV.4.2.4. Voor de koningen (61.1-2)
IV.4.2.5. Slot (61.3)
V. Slot (62-64)
V.1. Samenvatting (62-63)
V.1.1. Samenvatting (62)
V.1.2. Oproep tot gehoorzaamheid om tot vrede en harmonie te komen (63)
V.2. Zegenbede en groet
V.2.1. kort gebed (64)
V.2.2. Instructie over boodschappers (65.1)
V.2.3. Zegenbede (65.2)
De eerste brief van Clemens aan de Korinthiers
Inleiding. De toestand van de Gemeente Korinthe voor en na het ontstaan van schisma
I Inleiding
I.1 De tekenen van een gezonde kerk (1-2)
I.2. De verdeeldheid ontstaan door afgunst (3)
Deel 1: Vermaning tot waakzaamheid en deugdzaamheid
II. Het gevaar van hoogmoed en afgunst in het verleden zichtbaar (4-6)
III. Een aantal vermaningen:
III.1 Tot boete en verootmoediging (7-8)
III.2 Tot gehoorzaamheid, geloof en hoop (9-12)
III.3 Tot nederigheid (13-18)
III.4 Tot vredelievendheid (19-20)
III.5 Concluderende vermaning tot gehoorzaamheid en nederigheid in het zicht op de wederkomst des Heeren (21-23)
IV. De redenen om des te trouwer te zijn aan de hierboven gegeven vermaningen en de zonde te schuwen
IV.2. Dat God alles ziet en wij Hem niet kunnen ontvluchten (27-28)
IV.3. Omdat wij behoren te leven als Gods uitverkoren volk (29-30)
Deel 2: De middelen om de zonde uit te kerk te weren en het huidige schisma
V. De middelen waardoor wij Zijn zegen verkrijgen
V.1. Alleen door geloof kunnen wij God behagen (31-32)
V.2. Niettemin moeten wij volharden in de goede werken die God beloont (33-35)
V.3. Alle zegen komt tot ons door Christus (36)
VI. Wij moeten vasthouden aan de door God gegeven eenheid en organisatie van de Kerk en mogen geen door Zijn apostelen aangestelde dienaren afzetten
VI.1. De Kerk en haar organisatie is als een leger of een lichaam (37)
VI.2. De leden van de kerk moeten daarom nederig zijn en zich onderwerpen (38-39)
VI.3. Daarom moeten wij ons houden aan de vaste orde van diensten en dienaren die de Heer heeft aangewezen en waarvan de wet het type is (40-42)
VI.4. Net als Mozes de strijd om het priesterschap oploste, hebben de apostelen dit ook gedaan door mensen aan te wijzen tot het episcopaat die wij niet mogen afzetten. (43-44)
VI.5. Het is een verschrikkelijke zonde dat u rechtvaardige dienaren hebt afgezet, waardoor er verdeeldheid is ontstaan en lastering is gebracht op Christus en de Kerk (45-47)
VII. Een vermaning om verdeeldheid te eindigen en terug te keren naar de broederlijke liefde
VII.1. Een vermaning tot de uitnemendheid van de liefde (48-50)
VII.2. Laat wij allen ootmoedig zijn en ons bekering van de twist (51-52)VII.3. Laat het voorbeeld van de liefde van Mozes en anderen inspireren tot zelfverloochening, voorbede, en de bereidwilligheid gecorrigeerd te willen worden (53-56)
VII.4. Laat de veroorzakers van de strijd zich onderwerpen en correctie ontvangen (57-58)
VII.5. Laten zij die Gods woord door de dienaren ongehoorzaam zijn weten dat ze in serieus gevaar zijn niet bij Gods verkiezing te horen. (59)
Deel 3: Slot
VIII. Gebed (59-61)
VIII.1. Aanroeping van God
VIII.2. Smekingen voor de Wereld
VIII.3. Voorbede voor de Kerk
VIII.4. Gebed voor Overheid
IX. Samenvatting van brief (62-63)
X. Zegenbede en groet
Michael W. Holmes geeft deze indeling van 1 Clemens: [1]
1. GroetHolt H. Graham and Robert M. Grant gebruiken deze indeling van 1 Clemens: [2]
Alexander Roberts en James Donaldson, redacteuren van de bekende serie van Ante-Niceense kerkvaders, geven deze indeling van 1 Clemens: [3]
De nummering komt overeen met de nummering in de Codex Alexandrinus; dat is ook de reden dat de nummering van Roberts en Donaldson stopt bij 59; ze gaven hun serie uit in 1867, 6 jaar voordat de meer complete versie in de Codex Hierosolymitanus werd ontdekt. Zie daarvoor HIER.
1. Groeten; lof aan Korinthiers van voor het schisma.Voetnoten:
[2] Holt H. Graham and Robert M. Grant (translators), 'The letter of Clement of Rome to Corinth', in Jack N. Sparks (ed), The Apostolic Fathers (Nashville, 1978), p. 17.
[3] The Rev. Alexander Roberts and James Donaldson (eds), 'The First Epistle of Clement to the Corinthians', in The Apostolic Fathers with Justin Martyr and Irenaeus, The AnteNicene Fathers Vol. I (Grand Rapids, 1867, 1987), pp. 5-21.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten